Het dansorgel bij Lom Vanbrabant was tot
ver buiten Beringen bekend en een enige mogelijkheid van danscontact tussen de
toenmalige jeugd.
We zijn dan tussen de twee wereldoorlogen en plaats van
gebeuren is de toenmalige zaal "Flandria" in de Brugstraat in Beringen.
Deze zaal
werd later cinema "Lux".
Wanneer je naar de foto kijkt zie je rechts mijn
vader Pier Cruysberghs, links Nonk Sus Cruysberghs, de patron Nonk Lom
Van Brabant in het midden met buishoed. De andere mooi geklede heren zijn allen
familieleden.
Op de foto lijkt het dat je
te doen hebt met personen die optreden in een vroeger circus. Niets is minder
waar.
De man in het midden, met buishoed, een oom van mijn vader, had
indertijd, we spreken van 1925, een danstent beter gezegd een dansorgel in een danszaal.
De
mooi versierde decoratie achter al zijn personeelsleden was deze dansorgel. Dit
orgel werd in werking gesteld door middel van muziekboeken waarin gaatjes waren
aangebracht die op hun beurt, zoals bij de eerste computers, instonden voor het
ingang brengen van verschillende muziekinstrumenten die in en op het orgel
waren aangebracht.
Er waren aanwezig een boekenmeester die telkens drie
muziekboeken van een bepaalde soort in het orgel stak en de werking verzorgde.
De dansen werden per drie gespeeld, Polka, Mazurka, Foxtrot, Charleston, Mars
en vergeten we zeker niet de fameuze Wals.
De kandidaat dansers zaten rond een
piste. De meisjes wachten op hun stoel en werden door moedige jongens
uitgenodigd voor de volgende danssessie.
Zij die nooit gevraagd werden, werden
"muurbloemetjes" genoemd.
De jongens stonden aan de toog en dronken
zichzelf moed in om de stap naar een gekozen meisje te wagen.
Het meisje had
het recht om de dans te weigeren, maar dat werd door de jongen als een zeer zwaar
"affront" ervaren.
Tussen de tweede en de derde dans werd er door
pistejongens- zie ook hier boven onze familieleden- rondgegaan voor
"dansgeld".
Dit was toentertijd vijf centiemen, wat overeenkomt met
één Euro op dit ogenblik.
Het was een hele eer om als pistejongen te mogen
werken, hij verdiende iets maar kreeg ook van de in goede stemming verkerende
dansers (jongens op veroveringspad) heel wat drinkgeld, meer nog, ze konden hun ogen van dichtbij de kost
geven.
Na de dans
werden de meisjes terug naar hun plaats begeleid of soms door een erg ondernemende
partner uitgenodigd om iets mee gaan te drinken aan de toog.
Dit toegeven was
al een ernstige tegemoetkoming aan de verleidingskunsten van een jongen en werd
dan ook door anderen achterdochtig en met jaloerse blikken bekeken.
Andere danstenten waren rondreizende attracties die meestal tijdens de
kermisdagen opgesteld stonden.
Zo hadden we toen de tent van
"Vanbael" en van "den Dries". Ze waren meestal de drie dagen
van de kermis in actie, zondag, maandag en dinsdag. Ze waren erg decoratief met
veel versieringen en spiegels maar vooral voorzien van een goed verzorgde
ronde dansvloer in hout waar men op regelmatige tijdstippen van de avond zagemeel
strooiden om het glijden bij het dansen te bevorderen.
De beste dansers
hadden ook toen het meeste succes!
Dansen was een kunst die toentertijd met
veel hoffelijkheid gebeurde….. maar waar de romantiek zeker hoogtij vierde en
we met onze familie met graagte aan meehielpen.
Hieronder zie je de vrouwelijke medewerkers aan die
stijlrijke dansavond. De grote baas staat
steeds fier in het midden met de klasrijke buishoed en de bijpassende
jacket en stropdas. De dames in gesteven witte uniformen.