De ingang met het opschrift "Kolenmijnen van Beringen" staat er nog.
Het plein hiervoor werd vroeger ingenomen door primitieve bussen die van heinde en ver mijnwerkers aanvoerden om in de ondergrond te werken.
30 jaar geleden werd deze mijn gesloten en werd er, om aan de enorme druk van de ontstane werklozen gestart met de zogenaamde "reconversie".
Deze leidde ertoe dat de kolenmijn van Beringen nu "Bmine" heet en er heel wat moeite gedaan wordt om dit "archeologisch erfgoed" in een modern commercieel kleedje te stoppen.
De schachttorens, toen de "belles fleurs" genoemd en de koeltorens zijn hier de meest opvallende stille getuigen van dit roemrijke verleden.
Ook kon toentertijd niemand vermoeden dat er nu op de steenbergen, de vroeger terrils, naast een mountainbike route een heuse cyclocross zou georganiseerd worden.
Bovengronds doet men heel wat moeite om de vroegere activiteiten levend te houden en te behouden wat in de nieuwe invulling van Bmine een functie kan overnemen of eventueel behouden.
Zo heeft men hier een inzicht in de vroegere waszaal, lavair, voor de bovenkomende mijnwerkers.
Deze wasplaatsen kan men in niets vergelijken met de mooie aquariums die men ingericht heeft als diepzeeduikplaats waar men tevens van mooie vissen kan genieten.
Klimmuren en een heus zwembad vervangen en doen het vroegere mijngebeuren totaal vervagen.
De fameuze terrils, die een gewijzigd landschap hielpen bepalen, zijn omgevormd tot heuse speel- en activiteiten parcours.
Het enige speelse dat in de vroegere ondergrond plaats vond was zich door de gangen bewegen op speciaal aangelegde rails met aangepaste fietsen.
Fietsen die in de bovengrondse werkplaatsen werden vervaardigd.
Honderden fietswielen heb ik daar toen gedraaid.
Dit was een speeltuigje dat voor ingenieurs, toezichters en of mijnmeters werd gebruikt.
Ze moesten wel tijdig hun fiets van de rails halen wanneer er een transporttrein voorbij kwam.
Werken in de mijn was eigenlijk bovenmenselijk.
Vuil, stoffig, gevaar voor waterdoorbraak, mijngas, instortingen waren steeds aanwezig.
Daarenboven stijgt de temperatuur in de diepte met 1° per vijftig meter. Hierdoor was deze steeds rond de 40° en in deze helse omstandigheden werd in gangen van 40 cm tot 1 meter hoogte steenkool uitgehouwen.
Velen hielden daar dan ook de gevreesde stoflongen aan over.
Ondersteunen vroeger met hout, op het einde met stalen stutten, al kruipend een gang maken door de steenkoollagen was de eerste opgaven van koolmijners.
Heel wat handwerk. Elektrische gereedschappen waren door het gevaar voor vonken verboden om de ontbranding en ontploffing van mijngas te voorkomen.
Daarom werden in de hoofdgangen perslucht leidingen aangelegd.
In de voorlopig gekapte koollagen werden dan mechanische schrapers geïnstalleerd die de lagen moesten afschrapen
Om het transport van materiaal en steenkool mogelijk te maken moesten gangen gemaakt en transport mogelijkheden zoals treinrails en andere nutsvoorzieningen worden geïnstalleerd.
Deze gangen werden eerst voorgeboord en gedynamitteerd door specialisten de schietmeesters.
Het huidige uitzicht laat in niets vermoeden wat heroïsch werk er zestig jaar verricht werd om via de koolmijn de welvaart te brengen die we daar nu aantreffen.
Stille getuigen van een berucht verleden houden nog steeds de wacht.
Uitkijken op de mijnterrils en wijzen naar de toekomst die ze toch in grote mate te danken hebben aan de koolmijn blijft de boodschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten