maandag, mei 05, 2008

Het "heldendom" van ons grootvader!

We hoorden in onze jeugdjaren legendarische verhalen van mijn grootvader.
Hoe zij in "hun" tijd in Luik gingen in de mijn werken.
Dat ze zeven dagen per week en twaalf uren per dag moesten werken.
Dat ze zich thuis moesten gaan wassen als ze boven kwamen
Hoe ze te voet naar huis kwamen.
Luik ligt nog altijd 60km van Beringen en toen ook.
Dat er iets van klopte getuigde de geboorteplaats van de broer van vader namelijk in Chenée
.
Dat de toenmalige Fransonkundige naar Luik gingen om daar te werken, getuigde van veel lef en opoffering en draagt nog altijd onze grootste bewondering weg. Nu we toevallig het werkboekje van diezelfde grootvader in handen kregen werd er al één ander licht geworpen op deze toch wel, uitzonderlijke situatie, waarin mijn grootouders toentertijd moesten leven en werken.
Een persoonlijk werkboekje moest aangeven wanneer je begon en wanneer je stopte op datzelfde werk.
In dit geval was dat bv. in Herstal in de mijn van Abhooz. Wat daar vooral opvalt is dat hij maximum twee (2) maanden werkte, van april tot augustus ging boeren in Beringen en dan terug één maand werkte.
Dat ze van “mijn” veranderde zoals wij nu van onderbroek. Dat ze zeker niet continu aan het werk moesten zijn zoals nu, om in orde te zijn met ik weet niet wat allemaal.
Er was geen dop, ziekenkas of pensioen.
Het is wel waar dat hij bij de eerste inschrijving in dat zelfde boekje aangaf dat hij landbouwer "ouvrier agricole" was.
Misschien ging hij in de mijn maar werken in bijberoep, terwijl grootmoeder lief, haar twee koetjes en andere neerhofdieren verzorgde in de naast het huis gelegen boerderij in de Hegstraat om in het normaal levensonderhoud te kunnen voorzien.
Het zag er in ieder geval zo naar uit.

Korter bij huis, zien we wel dat hij meegeholpen heeft om de mijnontginning in Limburg te helpen opstarten.
Zowel in Beringen als in Zolder heeft hij gewerkt bij het maken van mijnschachten die moesten leiden tot de kolenlagen op soms 800 meter diepte.
Dat heette toen "Fonçage de Puit" of, afdiepen van de put, en gebeurde door de firma "Franco Belge". Franse firma's die met hun kapitaal die mijnontginning kwamen uitvoeren.
Dat zo naar beneden boren toen al getuigde van een sterk staaltje van vakmanschap hoorden we vertellen en we kunnen ons ook goed voorstellen dat het doorboren van ondergrondse meren doormiddel van bevriezing van de gehele te doorboren omgeving geen sinecuurtje was.
Toch fier dat onze grootvader daarbij was en...daar heeft hij het inderdaad drie (3) jaar uitgehouden, alvorens...met behulp van knappe dochters (mijn tantes) cafébaas te worden in het huidige huis St. Antonius op de hoek van de Hoogstraat- O.L. Vrouwstraat.
Om maar te zeggen :" Het is niet wat het schijnt te zijn, maar het is toch een hele prestatie om in die tijd zo een kroostrijk gezin groot te krijgen en dat daar soms onwaarschijnlijke inspanningen voor gedaan moesten worden."


Geen opmerkingen: